Tijdens piekperiodes is onze Belgische land- en tuinbouwsector sterk afhankelijk van buitenlandse arbeidskrachten. Het is cruciaal voor bijvoorbeeld de fruitsector dat alle vruchten binnen een tijdsspanne van enkele dagen kunnen geplukt worden. De coronapandemie zorgt er echter voor dat er voor deze sectoren minder buitenlandse werknemers beschikbaar zijn. Om de piekperiodes, zoals het voorjaarsseizoen, op te vangen zijn er dus maatregelen nodig.
Vorig jaar zorgde Nathalie Muylle als federaal minister van Werk en Economie voor steunmaatregelen voor de land- en tuinbouwsector. Een heel belangrijke maatregel voor onze fruittelers was de 'tweede plukkaart'. Dat betekent dat de plukkers die aanwezig waren in ons land meer dagen mochten werken dan gebruikelijk, waardoor 'de pluk' in het hoogseizoen kon verzekerd worden. Door het feit dat arbeiders langer in ons land konden blijven, werd ook het 'heen-en-weer' reizen van verschillende arbeiders beperkt, wat dan weer een positieve invloed had op de corona-besmettingen in ons land.
Ook in 2021 staan onze land- en tuinbouwers voor dezelfde uitdaging. Vandaar dat door de federale regering werd beslist om ook dit jaar het aantal dagen waarop beroep kan gedaan worden op gelegenheidswerknemers te verhogen. Concreet gaat het in de landbouw om een verdubbeling van 30 naar 60 dagen en in de tuinbouw een verhoging van 65 naar 100 dagen.
Naast de tweede plukkaart voor seizoensarbeiders werd ook de versoepeling van de 180-dagenregel verlengd. Bovendien hebben seizoensarbeiders ook recht op een uitkering 'tijdelijke werkloosheid wegens overmacht', wanneer zij positief zouden testen en in quarantaine moeten.
Bovenstaande maatregelen zijn voor onze telers cruciaal om hun oogst te kunnen verzekeren én om ons land in deze tijden van groenten en fruit te voorzien.