Sinds 2023 hebben meewerkende echtgenoten toegang tot het minimumpensioen
Vanaf 1 januari 2023 krijgen meewerkende echtgenoten toegang tot het minimumpensioen. De maatregel is gebaseerd op het wetsvoorstel van cd&v-Kamerleden Nathalie Muylle en Leen Dierick die de kwestie in 2013 al op de agenda zetten.
"Eindelijk is er een oplossing voor de vele, voornamelijk vrouwen die jarenlang hebben gewerkt op het bedrijf van hun partner maar daarvoor geen waardig pensioen ontvangen. Zij hebben vaak vele jaren bijdragen betaald maar dreigden uit de boot te vallen. Dat er vandaag zo'n 17.000 vrouwen zijn die dankzij onze volharding krijgen waar ze recht op hebben, geeft veel voldoening." - Nathalie Muylle
Meewerkende echtgenoten werden in 2005 verplicht om pensioenrechten op te bouwen via het zogenaamde maxistatuut, maar enkel wie in dat statuut minstens dertig jaar rechten opbouwde heeft recht op het minimumpensioen. Wie ouder was dan 50 jaar in 2005 werd van deze verplichting vrijgesteld. Dit systeem is echter niet foutloos: meewerkende echtgenoten die in 2005 jonger waren dan 50 en die de komende maanden of jaren op pensioen gaan, maar niet tot een loopbaan van dertig jaar komen, vallen buiten dit minimumpensioen, ondanks dat ze jarenlang hebben bijgedragen. Concreet vormt dit probleem zich bij meewerkende echtgenoten die geboren zijn tussen 1 januari 1956 (en dus in 2005 jonger waren dan 50) en 31 mei 1968 (en dus na 2005 geen loopbaan van dertig jaar meer kunnen opbouwen). Zij moeten zich op het gezinspensioen beroepen.
Om deze onrechtvaardigheid weg te werken wordt vanaf 2023 een alternatieve berekeningswijze aangenomen voor meewerkende echtgenoten die voldoen aan enkele afgebakende voorwaarden (zie onderaan). Voor deze groep zal de toegangsvoorwaarde tot het minimumpensioen niet meer 30 loopbaanjaren zijn, zoals in het gewone pensioenstelsel, maar zal de voorwaarde berekend worden op basis van het maximaal aantal mogelijke loopbaanjaren in de periode van 1 januari 2003 tot aan het kwartaal waar het rustpensioen ingaat. Wie twee derde van de jaren in die periode gepresteerd heeft, heeft voortaan recht op het minimumpensioen.
Voorbeeld
Een meewerkende echtgenoot heeft gewerkt van 1 juli 2005 tot 30 juni 2025 en gaat met pensioen op 1 juli 2025. Sinds 2005 heeft deze persoon 20 jaar gewerkt én bijgedragen. Het maximaal aantal mogelijke loopbaanjaren sinds 1 januari 2003 tot aan het pensioen is 22,5 jaar. In het oude systeem komt deze persoon niet aan 30 jaar loopbaan en heeft die dus geen recht op het minimumpensioen. In de nieuwe regeling voldoen de 20 gepresteerde jaren aan de twee derde-voorwaarde om in aanmerking te komen voor het minimumpensioen.
In de praktijk zal de som van de pensioenen van beide partners altijd hoger zijn dan het gezinspensioen, waardoor alle meewerkende echtgenoten erop vooruitgaan, afhankelijk van hoeveel ze hebben bijgedragen.